April en mei zijn voor natuurliefhebbers misschien wel de mooiste maanden van het jaar. De natuur barst uit zijn voegen. Bloeiende planten exploderen en bomen ontluiken. Vogels zijn in deze tijd drukker dan ooit. Ze roepen, fluiten, zingen de longen uit hun lijf. ‘Vroege vogels’ krijgen een gratis vogelconcert in de schoot geworpen. We dompelen ons onder in de euforie van de lente en bezoeken het Nationaal Park De Biesbosch.
Doolhof van kreken
Stilletjes peddelen we met onze huurkano het haventje ‘Vissershang’ bij Hank uit. Onmiddellijk worden we overvallen door de waan van alledag. Die kenmerkt zich hier door melodieus zingende merels, luid roepende zanglijsters, roffelende spechten en nachtegalen in concert. Nee, voor de stilte moet je hier niet zijn.
Wanen ons in het Amazonegebied
Nadat we het bredere Spijkerboor zijn overgestoken, verdwijnen we al snel tussen de brede rietkragen en sturen de Sloot van Sint Jan in. De kreek kronkelt zich in allerlei bochten. Wilgen staan met hun voeten in het water en her en der ligt er eentje omver. Staatsbosbeheer pleegt hier een minimum aan onderhoud. Zonder moeite wanen we ons in het Amazonegebied.
IJsvogel
Vanaf zijn drijvende nest houdt een fuut ons argwanend in de gaten. Ssst, dáár – een ijsvogel! Geruisloos naderen we de vogel tot op enkele meters. Hij duikt vanaf een tak het water in en komt naar boven met een visje in de snavel.
Vlooien en ratten
Verscholen tussen het riet doemt een donkerbruine schuur op. Er staan nu nog enkele van deze keten in De Biesbosch. Ze verschaften vroeger onderdak aan de griendwerkers, die overdag in de grienden werkten. Ze snoeiden de lage wilgenknotten en de buigzame takken werden gebruikt in vlechtmatten voor kustbeveiliging. De griendwerkers kwamen op maandag met bootjes vanaf de vaste wal en bleven tot zaterdag in het gebied. Soms verbleven er wel tien mannen in zo’n griendkeet van enkele vierkante meters klein.
Dat het een hard bestaan was lezen we in het dagboek van Lammeke Verhoeven, oud-griendwerker: “Het ergste in de keten waren de vlooien. Ze lustten je rauw. ’s Zomers konden we het niet uithouden van de jeuk. Dan sliepen we maar in de open lucht. Aan de ratten en muizen raakte je gewend. Ze renden over je dekens en keken je aan vanuit een hoekje als je zat te eten, of ze wilden zeggen: krijgen we ook wat? Wassen deden we ons in geen dagen.”
Lees verder
Jammer genoeg houdt het verhaal hier op. Wil je weten wat Hans Peeters nog meer is tegengekomen in De Biesbosch? Lees dan het hele artikel in ACSI FreeLife 3-2021.