Uitvalsbasis van de natuurliefhebbers aan het meer is Camping Village Conca d’Oro in het dorpje Feriolo. Onderweg naar het natuurgebied raken ze niet uitgepraat over hun plekje.
Met liefde
Alexandra: “De camping ligt direct aan het meer en het restaurant serveert heerlijk eten.” Maar wat de beleving voor hun vooral bijzonder maakt, is de campingeigenaar Maurizio Battaglia. “Hij is zo gastvrij en hartelijk. Je ziet dat hij de camping met liefde runt. Dat maakt het verschil. We vertelden dat we van de natuur houden en hij gaf ons de tip naar het nationale park te gaan.”
Bocht na bocht
Vanaf de camping is het ongeveer 8 kilometer rijden naar Cigocna. Dit is het enige dorp in het nationale park. Van te voren zegt gids Christina Movali al dat het park een echte wildernis is en geïsoleerd ligt, wanneer we er in een jeep naar toe rijden, wordt die betekenis pas echt duidelijk voor ons. De weg kringelt alsmaar omhoog en wordt steeds smaller. Aan de ene kant torent een granieten berg boven ons uit aan de andere kant gaapt een afgrond. En daar past de jeep echt maar precies tussendoor.
Centimeterwerk
Gelukkig lijkt onze chauffeur minder onder de indruk. Hij heeft het vaker gedaan. Gerard: “Ik ben blij dat ik niet hoef te rijden. Ook al kan het makkelijk met de Jeep die we nu testen, het is toch niet mijn auto.” Als er een tegenligger komt, moeten we achteruit een steile helling af en bocht door. Uiteindelijk passeert de tegenligger op een paar centimeter. Alexandra’s gezicht spreekt boekdelen als we aankomen. Opgelucht stapt ze uit de auto.
Zwitsers pad
Voordat we het dorpje zelf verkennen, lopen we een goed onderhouden wandelpad op. Het komt wat vreemd op ons over in de verder onherbergzame omgeving. Christina vertelt: “Vroeger woonden er in dit gebied mensen voor de bosbouw. Een Zwitser, Sutermeister, liet dit pad aanleggen naar het volgende dorpje: Pogallo. Vandaar dat het pad de naam Strada del Sutermeister draagt.”
Spookdorpje
Als je de steile rotswand ziet, is het moeilijk voor te stellen dat ze hier handmatig al die jaren geleden de weg hebben aangelegd. Christina: “En dat was nog niet alles, via een provisorische spoorweg werd het hout vanuit de bergen naar het meer getransporteerd.” Tegenwoordig zijn de mensen weg. En herinnert alleen het pad en ruines in Pogallo nog aan de hoogtijdagen. In anderhalf uur loop je naar het spookdorpje. Dit is een van de vele wandelroutes die je kunt volgen door Val Grande. Het uitzicht op groene, ruige bergen is indrukwekkend.
Geen ontvangst
In het park zijn in totaal twaalf ruines opgeknapt en ingericht als bivakplaatsen waar je gratis kunt overnachten op een trektocht. Maar Christina waarschuwt. “Niet alle paden zijn even goed aangegeven. Je kunt hier makkelijk verdwalen en met je telefoon heb je geen ontvangst. Laat dus altijd aan anderen weten als je hier de natuur in trekt.” Niet voor niets is Val Grande met 150 vierkante kilometer het belangrijkste natuurgebied in de Alpen. Bijna nergens in Europa tref je nog zo’n wildernis. En daardoor voelen dieren zich hier thuis. Vooral Gerard is enthousiast. “Ieder jaar ga ik met een groep vrienden een paar dagen hiken. Dan nemen we kleine tentjes mee en trekken van plek naar plek. Of we maken een huttentocht. Dit zou echt een fantastisch gebied zijn daarvoor! Jammer dat het een beetje ver rijden is voor zo’n korte vakantie.”
Natuur in balans
Weer in Cicocgna lopen we langs verlaten huizen. Het was vroeger een dorp met meer dan 800 inwoners. Tegenwoordig zijn dit er vijftien vertelt Christina. Veel huizen zijn verlaten na de Tweede Wereldoorlog. Geen wonder wanneer je iedere keer zo’n weg af moet rijden voordat je er bent. Christina: “Aan de ene kant wil je als natuurgebied bereikbaar zijn zodat er toerisme komt. Aan de andere kant wil je authentiek blijven. Het blijft een balans die niet moet doorslaan.” Daar zijn de natuurliefhebbers het mee eens. “Dit is zo’n afgelegen gebied, en dat zo dicht bij een druk toeristische trekpleister als Lago Maggiore, dat verwacht je niet.”
Twee van de vijftien
Rolando en zijn vrouw Rosanna zijn twee van die vijftien mensen die in Cicocgna wonen. Een paar honderd meter buiten de dorpskern ligt hun authentieke boerderij. Rolando komt niet uit de omgeving maar voelde meteen een aantrekkingskracht toen hij voor het eerst het dorp binnenkwam. “Ik hou van de bergen en van de isolatie. Ik dacht hier wil ik wonen, dicht bij de natuur.” Hij verdient zijn geld met ecotoerisme. Hij maakt zelf geitenkaas, verhuurt een appartement, runt een minicamping en zijn vrouw kookt in het restaurant. Dat hij er niet rijk van zal worden, doet hem niks. “Dat was sowieso niet de intentie. Kijk naar mijn uitzicht.” Hij wijst naar de felgroene bergen die hem omringen. “Dat is toch alles wat je nodig hebt.”
Lunch onder de druivenranken
Je gaat er in ieder geval de sterren van de hemel van koken. De lunch die we krijgen opgediend op een patio onder de druivenranken is ongeëvenaard. En bijna alles is zelf verbouwd of gemaakt. Smeuïge geitenkazen, worst, bruschetta, geitenvlees, bospaddenstoelen met polenta, perzikentaart; alles komt op tafel. Alexandra en Gerard genieten met volle teugen. Weer op de camping bedanken ze de eigenaar voor de tip om naar het nationale park te gaan. “Wat een oase. Zo’n bijzondere plek. Hier gaan we zeker nog eens terug.”
Voor alle kampeeravonturen die de teams tijdens de TestTour beleven, kijk je in het dossier op deze website.