door Egbert Jan Riethof
Luxemburg saai? Sorry, maar we genieten van elke dag die we doorbrengen in de hoofdstad van het kleine Groothertogdom, en pas de eerste keer in een leven dat toch al vrij lang duurt.
Oberstadt
Kathedralen, paleizen, wandelroutes, gezellige winkelstraten in de wijk Oberstadt, vriendelijke pleinen en, die speciale charme: opeens sta je op de Pont Adolphe, een boogbrug die het hoge Oberstadt met de even hoog gelegen wijk Gare verbindt. En daar in de diepte, oh schrik, hoe diep, wringen een stadspark en de smalle, deels gekanaliseerde rivier de Pétrusse zich in bochten.
Aan de andere kant van Oberstadt nog meer bruggen naar weer andere wijken, die uitzicht bieden over de laaggelegen oude wijken Clausen en Grund waar de nationale rivier de Alzette doorheen slingert.
Kazematten
Weinig steden zitten zo in elkaar, zo gelaagd. Luxemburg is ooit ontstaan als burcht op de Bock-rotsformatie. Lager op de steile wanden kun je door en langs de verdedigingsbolwerken dwalen, de kazematten, en de Luxemburgers zijn zo vriendelijk geweest hier en daar terrassen aan te leggen op de plateaus waar vroeger de kanonnen stonden en de soldaten zich verschansten. Het hele bolwerk inclusief de onderaardse gangen waar je sinds 1993 in kan, is Unesco Werelderfgoed.
Krokodillen
“Let’s see the alligator”, zegt Monique Goldschmit die ons fietsen verhuurt en een beetje op weg helpt. Zo, hebben ze hier ook al krokodillen? Nieuwsgierig fietsen we achter haar aan langs de Alzette.
Het Engels van Monique blijkt niet haar sterkste punt, want de alligator blijkt de elevator, maar die mag er dan ook zijn: vanaf Grund ga je 65 meter loodrecht omhoog in een glazen huisje naar het hogere deel van deze wonderlijke stad. De Pfaffenthal-lift bestaat pas drie jaar. “Inwoners zijn er weg van’, vertelt ze. ‘Er zijn gezinnen die op zondag hierheen komen en een paar keer op en neer gaan…”
Luxemburg telt een heleboel kastelen die beslist een omweg
waard zijn. De indrukwekkende ruïnes van het middeleeuwse
kasteel Beaufort dateren uit de twaalfde eeuw.
Wanechgliwt
Aparte lieden, die Luxemburgers. Het openbaar vervoer is gratis (zie kader) en ze hebben hun eigen weinig bekende taal, het Luxemburgs; daarnaast zijn Frans en Duits gangbaar. Taalgebieden zijn er niet: je geeft antwoord in de taal waarin je wordt aangesproken, zo hoort dat.
Het Luxemburgs is een oud Frankisch dialect van het Duits, met invloeden en leenwoorden van buitenaf, vrijwel onverstaanbaar voor wie het Duits machtig is. Het is de taal van het onderwijs en de straat; Frans is de taal van de elite en de wetgever, Duits van media, politie en vaak van de gewone middenklasse.
Portugese invloeden
Portugees komt ook voor: van oudsher zijn veel Portugezen hier geïmmigreerd, omdat er in dit rijke land veel en goedbetaald werk voorhanden was.
Wanechgliwt (alstublieft), zegt de bakker, die ons een stokbrood overhandigt. Beetje demonstratief, hij wil laten zien dat ze in Luxemburg heus wel… Mir wëlle bleiwe wat mir sin, is in Luxemburg de leus: wij willen blijven wat we zijn. Eigengereid, zelfbewust, tikje mysterieus, alles onder controle en ‘lekker op onze eigen manier harken wij alles aan’ – doet denken aan Zwitserland.
Nog meer Luxemburg
Lees jij dit verhaal het liefste verder? Zorg er dan voor dat je in bezit bent van ACSI FreeLife 3-2022 Daarin vind je namelijk het hele artikel.