ACSI FreeLife nam de proef op de som.
Cottische Alpen
Campers en caravans welkom – dat is de boodschap die uitgaat van nieuw aangelegde kampeerplekken. Maar daarover straks meer. De Cottische Alpen zijn in Nederland alleen onder wandelaars al jaren goed bekend.
De bergketen loopt van het departement Hautes-Alpes in het zuid-oosten van Frankrijk in zuid-oostelijke richting tot in de Noord-Italiaanse provincie Cuneo in Piëmont. Op Italiaans grondgebied bereikt de grensoverschrijdende keten haar hoogste punt: de Monte Viso, kortweg Monviso, meet een hoogte van 3841 meter.
Wandelaars verwend
Zijn kegelvormige top fascineert al sinds mensenheugenis. De Romeinen doopten de berg ‘Mons Vesulus’. Leonardo da Vinci zou de eerste zijn geweest die de huidige naam gebruikte. Zijn landgenoten spreken liefdevol over ‘Re di Pietra’, de ‘stenen koning’. Omdat hij alle omliggende hoogtes met 500 meter overtreft, is hij voor vele de Piëmontische berg bij uitstek. Sinds de eerste succesvolle beklimming in 1861 is hij een gewild doel voor ambitieuze bergbedwingers.
Minder geoefenden kiezen de ‘Giro del Monviso’, een drie-daagse rondwandeling. Toch levert de populariteit van de berg tot nog toe de bewoners van de omliggende valleien slechts een bescheiden inkomen op. Om het toerisme in het Pound Varaitadal aan te zwengelen, hebben overkoepelende organisaties omvangrijke maatregelen geïnitieerd. Zo is er geïnvesteerd in de aanleg van ‘normale’ wandelpaden en aantrekkelijke camperplekken.
Houtbewerkingstraditie
Een mogelijk beginpunt voor een kampeertocht door de regio is de Col d’Izoard (2361 meter) vlakbij Briançon, in de westelijke Franse Alpen. De pas is getooid met ruig puin en bizarre rotsnaalden. Verrassend genoeg waait er ondanks de nabijheid van de Middellandse Zee (120 kilometer hemelsbreed) het hele jaar door een ijzige wind. In de dalen aan de zuidkant van het natuurpark Queyras is het klimaat milder.
De dorpen hier staan bekend om hun lange houtbewerkingstraditie. Veel van de ambachtelijke meubelmakers nodigen je uit om hen aan het werk te zien. Één daarvan is Pierre Grossan. We kijken gespannen toe hoe de meester een laatste hand legt aan een vitrine uit Zwitsers grenen.
Met vaste hand graveert hij rozetten in de deuren. “Hout heeft tijd nodig”, luidt zijn devies, waarbij hij de groei en kap in zijn overweging meeneemt. Slechts eenmaal per jaar legt de 61-jarige de beitel naast zich neer, wanneer hij in een weiland aan de rand van het dorp een camping bestiert. Het kampeerseizoen is hier kort. Het beslaat slechts hartje zomer.
1500 plantensoorten
Met schitterend weer vervolgen we de volgende ochtend de tocht. Te voet leidt de weg van Europa’s hoogstgelegen dorp Saint-Véran naar het stille bergmeer Blanchet. Het dorp wordt gekenmerkt door houten huizen op stenen sokkels. Fantasierijke zonnewijzers tooien de façades. Toch verbloemt de pracht niet dat het leven hier vroeger zwaar was.
Daarvan verhaalt het etnografische museum Soum. Drie generaties deelden de huizen – met dieren en al. Een bed was slechts weggelegd voor hen in de kraamperiode of doodzieken.
Karen Kloss is ervaren natuur- en wandelgids. De in Piëmont woonachtige Duitse neemt ons mee rond het meer. Terloops deelt ze haar encyclopedische kennis: Karen kent alle 1500 plantensoorten die in het ruige gebied weten te overleven. Enkele van de inheemse soorten groeien nergens anders. Ze begeleidt ook kleine groepen en individuele wandelaars.
Tekst: Thomas Cernak, MPS