Ledlampen hebben een geringer stroomgebruik, een langere levensduur en minder hitteontwikkeling dan de klassieke gloei- en halogeenlampen. Het omwisselen van de lampen is doorgaans niet moeilijk, maar je moet op een paar dingen letten.
Stappenplan
Leg allereerst de peertjes die je wilt omwisselen bloot. Dit is tevens een goede gelegenheid om de lampenkappen en -deksels schoon te maken. Kijk ook goed naar het type houder. Deze moet voor de nieuwe ledlampen net zoveel watt toestaan als voor het oude peertje; ook de grootte en de vorm moeten overeenkomen.
Lichtkleur en lichtstroom
Verder spelen de lichtkleur en de lichtstroom een belangrijke rol. Bij de lichtkleur is er een onderscheid tussen warm wit en koud wit. Warm wit zorgt voor een gezellige sfeer en kan voor de verlichting van de zithoek worden gebruikt. Koud wit daarentegen is heller en kan daardoor goede diensten verlenen als leeslamp of in de keuken en de toiletruimte. De lichtstroom bepaalt de doorsnede van de lichtbundel.
In de woonruimte moet de lichtbundel relatief groot zijn en voor een leeslamp werkt een smalle lichtbundel (een spotje) beter. Dit soort informatie vind je of op de verpakking of in de bijsluiter van de fabrikant. Zitten de ledlampjes eenmaal in de fittingen? Dan kun je de lampenkappen en -deksels weer monteren. Je beloning vind je in het stroomverbruik. Een vermindering van 70 tot 80 procent is mogelijk.
Tekst: MPS, Franz Güntner